Archief Submenu Home  /  Nieuws  /  Archief  /  Hoeveel personen mag ik toestaan in mijn gebouw?
21 februari 2016

Hoeveel personen mag ik toestaan in mijn gebouw?

Met de oprichting van een gebouw zijn gelijk de structuren vastgelegd waarmee het gebouw bij brand tijdig kan worden verlaten. Veelal zijn de tijdens de bouw vastgestelde uitgangspunten voor gebruik niet goed vastgelegd, waardoor gebruikers zich tijdens het gebruik niet bewust zijn van de mogelijkheden, maar ook de beperkingen die een gebouw niet kent. Hoe komt u er achter voor hoeveel personen een gebouw vanuit veiligheidsoogpunt beschikt is?

Vluchtcapaciteit te kort? Je merkt het niet…

Als het gaat om luchtverversing of daglichtvoorziening wordt de gebruiker tijdens intensief gebruik direct met de gevolgen van een te hoge bezetting geconfronteerd. Er ontstaat een onaangename warme drukkende sfeer als in een ruimte onvoldoende verse lucht aanwezig is. Medewerkers klagen over hoofdpijn, condens op de ramen en soms is het te zien aan een verhoogd ziekteverzuim. Je komt er pas achter dat er vanuit brandveiligheidsoogpunt te veel mensen in het gebouw aanwezig zijn als er een realistische oefening wordt gehouden, of een calamiteit laat zien dat aanwezigen het pand niet voldoende snel het pand kunnen verlaten. In dat geval zijn er wellicht zelfs slachtoffers gevallen. Het is beter om vooraf goed na te denken over het gewenste gebruik van een gebouw en daar de voorzieningen op af te stemmen. Maar hoe doe je dat? Waar toets je dat aan. Volstaat het om te oefenen of kan je het ook aan rekenkundig vaststellen? Dat laatste is interessant, want dat voorkomt kosten en veel narigheid als het gebouw er al staat…

De doorstroomcapaciteit van vluchtroutes

De capaciteit van de vluchtroutes bepalen uiteindelijk voor hoeveel personen het gebouw geschikt is. Een vluchtroute is gedefinieerd als de route die een persoon moet afleggen om buiten te geraken. Er worden op die route diverse obstakels gepasseerd: deuren, trappen, hellingbanen, trapbordessen, trappenhuizen, gangen, andere verblijfsruimtes. Elk van die obstructies heeft een bepaalde doorstroomcapaciteit. Als veel personen gelijktijdig van een doorgang gebruik maken zal aldaar een opstopping ontstaan. Er ontstaat een wachtrij. Op zo een moment is dus de maximale capaciteit van de doorgang bereikt, vergelijkbaar eigenlijk met een file op een snelweg. Een enkele deur, met bijvoorbeeld een doorgang van 1 meter breed en een deurblad die in de looprichting meedraait, heeft een doorstroomcapaciteit van 135 personen per minuut. Indien het deurblad niet geheel open kan draaien wordt de doorstroming beperkt tot 110 personen per minuut. Deze waarden zijn ontleend aan praktijktesten. Zo is in het verleden voor alle typen doorgangen de doorstroomcapaciteit bepaald en vertaald naar kentallen. Deze kentallen zijn beschikbaar gesteld in (inter)nationale bouwregelgeving, zodat ontwerpers gebouwen kunnen dimensioneren. Als de obstructies in een vluchtroute voldoende doorgang verlenen, mag je er vanuit gaan dat alle aanwezigen snel genoeg het gebouw kunnen verlaten.

Opvangcapaciteit in vluchtroutes

Er zijn echter meer factoren van invloed zijn. Een doorgang kan namelijk slechts optimaal worden gebruikt als achter de doorgang voldoende ruimte is om alle personen tijdelijk op te vangen (voordat men doorstroomt). In een gebouw komen op bepaalde punten altijd diverse vluchtstromen samen. Denk daarbij aan trappenhuizen, waarbij op elke bouwlaag dat afgedaald wordt een extra stroom mensen aan de vluchtstroom wordt toegevoegd. Vanaf het punt waar die stromen samen komen zal extra capaciteit nodig zijn om iedereen zonder wachttijd door te laten. Bijvoorbeeld: Als 2 stromen van elk 110 personen per minuut samenvloeien zal de capaciteit van de vluchtroute in het deel daarna 220 personen per minuut moeten zijn er voor te zorgen dat er geen opstopping ontstaat. U kunt zich voorstellen dat als op een route 5-6 vluchtstromen samenvallen dat de capaciteit van een vluchtroute extreem breed moet zijn om iedereen doorgang te laten verlenen. Om te voorkomen dat vluchtroutes extreme afmetingen aannemen worden op strategische plaatsen tijdelijke opvangruimtes gecreëerd. In deze opvangruimtes kunnen personen korte tijd (veilig) achter wachten, voordat ze een trappenhuis in lopen.

Optimalisatie proces

Al deze aspecten zijn afhankelijk van het gebouwontwerp. De wijze waarop dit vorm krijgt verschilt sterk. Er kan bijvoorbeeld gekozen worden voor een lage doorstroomsnelheid maar met meer opvangruimte. Meer opvangruimte betekent echter dat er gebruiksruimte moet worden ingeleverd voor veilig­heid. Een keuze voor meerdoorstroomcapaciteit, betekent echter meer ruimte voor trappenhuizen en bredere gangen en deuren. Een ontwerptraject wordt daarom vaak een optimalisatietraject, waarbij wensen en eisen van het gebruik centraal staan. Maar dat is in basis niet altijd nodig. Indien e.e.a. niet zo nauw luistert kan ook snel met eenvoudige kentallen snel de benodigde voorzieningen worden vastgesteld.

Hoe snel moet het gebouw dan leeg zijn?

De meeste gebruikers van gebouwen organiseren regelmatig ontruimingsoefeningen, waarmee de effectiviteit van de BHV organisatie wordt onderzocht. Een ontruimingsoefening laat echter niet zonder meer zien of een ruimte waar brand is wel voldoende snel leeg was of dat bepaalde vluchtroutes knelpunten vertoonden. Een ontruimingsoefening gaat er namelijk impliciet vanuit de capaciteit van vluchtroutes in relatie ligt tot het aantal personen dat in een gebouw aanwezig is (dat de capaciteit aldus tijdens het bouwproces al op orde gebracht is). Een oefening is daarmee geen goede tool om het maximaal aantal personen in een gebouw vast te stellen. De capaciteit kan in praktische zin aldus slechts rekenkundig worden vastgesteld.

Er kan echter pas dan worden gesteld dat een vluchtroute voldoende veilig is, als rekenkundig is vastgesteld hoe snel een ruimte of een gebouw ontruimd moet kunnen zijn, zodat daaraan kan worden getoetst of in de onderhavige situatie wordt voldaan aan de gestelde grenswaarde. In feite is de toets-steen helder. Een ruimte moet leeg zijn voordat de vluchtroute worden geblokkeerd door levensbedreigende rook, gassen of hitte. Omdat echter elke natuurlijke brand zich weer anders gedraagt en de “ time to danger” in algemene zin niet eenduidig vast te stellen, heeft de wetgever gemeend om de werkelijkheid te vereenvoudigen. Als volgt:

Een gebouw is ingedeeld in subbrandcompartimenten. Een eenmaal ontstane brand verspreidt zich in het beginstadium daarvan niet buiten de grenzen van het subbrandcompartiment. Men kan aldus buiten het subbrandcompartiment enige tijd veilig verblijven. Een subbrandcompartiment moet, rekenkundig bepaald, binnen 1 minuut leeg zijn.
Een bouwlaag kan verlaten worden via trappenhuizen. De trappenhuizen genieten extra veiligheid. Een bouwlaag moet aansluitend, rekenkundig bepaald, binnen 3,5 minuut leeg zijn. Er gelden een aantal uitzonderingen waardoor men langer op een bouwlaag aanwezig zijn.
Een gebouw moet vervolgens, rekenkundig bepaald, binnen 15 minuten geheel ontruimd zijn. Er zijn enkele uitzonderingen die het mogelijk maken dat men langer in een gebouw mag zijn.

Blokkades bepaalde vluchtroutes

Tenslotte dient er rekening mee worden gehouden dat bij brand bepaalde vluchtroutes niet gebruikt kunnen worden. Een berekeningen waarmee de ontruimingstijd wordt vastgesteld gaat uit van brandscenario's, waarbij bepaalde vluchtroutes geblokkeerd kunnen zijn. Bij grote gebouwen wordt een dergelijke berekening vrij complex en is daarom alleen met specifieke software uit te rekenen. Uit deze berekening volgt hoeveel personen er maximaal aanwezig mogen zijn in een gebouw, op een verdieping of in specifieke ruimtes.

Bouwbesluit en regeling bouwbesluit

De ontwerpvoorwaarden voor vluchtroutes zijn vastgelegd in het Bouwbesluit en in de Ministeriële Regeling Bouwbesluit. Bij deuren die tegen de vluchtrichting in draaien of situaties met slechts enkele vluchtroutes zijn de ontwerpvoorwaarden relatief eenvoudig.

Vergunning en handhaving

Elk gebouw is voorzien van een bouwvergunning. Als meer dan 50 personen een gebouw gebruiken is er bovendien een verplichte gebruiksmelding. De aanvraag voor deze procedures bevat altijd gegevens over het gewenste gebruik. In de aanvraag stukken dient de aanvrager vast te leggen voor hoeveel personen een ruimte, een bouwlaag en het gebouw gebruikt zal gaan worden. Daarmee is nog niet aangetoond dat alle mensen het gebouw veilig kunnen verlaten. De gebruiker dient ter genoegdoening van de vergunningverlening berekeningen te overleggen waarmee wordt aangetoond dat een ieder het gebouw veilig kan verlaten. De berekening wordt onderdeel van de vergunningsstukken en is altijd ter inzage beschikbaar in het gemeentelijk bouwdossier. De gemeente kan en is voor bepaalde gebouwtypen zelfs verplicht om op deze documenten handhaven.

Verantwoordelijkheid BHV organisatie

De gebouweigenaar, gebruiker en de BHV organisatie dient op de hoogte zijn van het maximaal aantal personen dat in een gebouw, op een verdieping en in een ruimte aanwezig mag zijn. De BHV en de gebouweigenaar dienen er voor te zorgen dat het maximaal aantal personen nooit overschreden wordt. Indien dat toch incidenteel gebeurd, is dat toegestaan, mits de gebruiker een specifieke evenementenvergunning aanvraagt. De gebruiker wordt dan vaak verplicht om extra tijdelijke veiligheidsmaatregelen te treffen.